21 maart 2007

Online toegang bepaalt richting onderzoek

Als archiefsector proberen we altijd zo objectief mogelijk te zijn. Wij stellen de gegevens, liefst in context, beschikbaar en laten de interpretaties graag over aan onze bezoekers. De bezoeker mag zelf weten welke archiefstukken hij in wil zien, de archiefwet garandeert dat hij daarvoor medewerking krijgt van de archiefinstelling.

In de praktijk heeft de archiefinstelling echter een grote invloed op de richting van zo'n onderzoek. Dit was al zo voor internet, toen de instelling keuzes maakte voor het beschikbaarstellen van stukken in de zelfbediening (m.b.v. microfilms of kopieen). Bekend maakt bemind!

Met de komst van internet is deze rol nog groter geworden: de bronnen en toegangen die online beschikbaar zijn worden vaker gebruikt. Studenten die informatie zoeken voor een onderzoek zullen wellicht eerder een onderwerp kiezen waar al veel voorwerk van online gedaan kan worden. Genealogen beginnen met het uitzoeken van de takken die al in Genlias beschikbaar zijn, de rest moet maar even wachten. Wat niet online staat wordt onzichtbaar...

Als archiefsector zullen we bewust om moeten gaan met het bepalen welk materiaal we toegankelijk maken, aangezien we hiermee mede bepalen welke onderwerpen onderzocht zullen worden. Bij deze selecties zullen we ons vaak laten leiden door de wensen van de gebruikers, bijvoorbeeld door de meest geraadpleegde bronnen online beschikbaar te maken. Maar daarin schuilt een gevaar: gegevens die goed toegankelijk zijn zullen meer geraadpleegd worden en daarmee de suggestie wekken dat dat onderwerp populairder is dan een minder goed toegankelijke bron. Elk aanbod schept immers ook weer zijn eigen vraag. Zodra een bron goed online toegankelijk is zal het gebruik hiervan enorm toenemen.

We moeten voorkomen dat we in de situatie terechtkomen dat we alleen maar 'meer van hetzelfde' online beschikbaar stellen omdat daar aantoonbaar meer gebruikers voor zijn dan van bronnen die nog niet online beschikbaar zijn. Laten we vooral ook minder bekende bronnen onder de aandacht durven te brengen! Een goede virtuele studiezaal weet de balans te bewaken tussen het beschikbaarstellen van bekend en populair materiaal en het presenteren van onbekend en onverwachts materiaal. Het bekende en populaire materiaal bedient vooral de huidige doelgroep. Maar juist het onbekende materiaal kan nieuwe doelgroepen aanboren en inspiratie opleveren voor nieuw onderzoek, ook voor de huidige bezoekers.

1 opmerking:

Richard Keijzer zei

Bij het online beschikbaar stellen van bronnen is het inderdaad een goed idee om aparte bronnen mee te nemen. Dat kan goed uitpakken, bijzonder goed zelfs zoals bleek binnen het project Van Papier naar Digitaal van Herman de Wit en Hans den Braber. Aldaar verscheen een serie opnamen van het dagboek van bakker Cock uit Westzaan. Met genealogische gegevens, maar ook aantekeningen over ovenbouw, receptuur en dergelijke. Dit laatste tot groot genoegen van het bakkerijmuseum.
Maar, de medaille kan ook een keerzijde hebben. Je kunt heel veel energie steken in het online brengen van een bron waar echt helemaal niemand interesse in heeft.
Misschien is het idee om nieuwe bronnen eerst grof aan te bieden en pas na gebleken belangstelling te gaan verfijnen? Dan hou je energie over om nog meer bronnen aan te boren. Centrale vraag is wel, waar "grof" ophoudt en "verfijning" begint. Dat zal per type bron proefondervindelijk moeten worden vastgesteld. Niet alle bronnen hebben een duidelijke gelaagdheid zoals een notarieel archief, met aan de oppervlakte de repertoria en klappers en daar onder de volledige minuten.